Deze week is het zoontje van een bevriend stel geboren. De naam van de kleine kent maar één lettergreep, na de onthulling van die ene lettergreep kwam het gesprek over namen. Er werd geopperd dat de meest voorkomende namen tegenwoordig slechts één of twee lettergrepen hebben. Dat drie al een zeldzaamheid is. Ik heb het even nagekeken op een site met populairste babynamen. Bij de jongens staat er in de top 20 één naam met 3 lettergrepen, acht stuks met twee lettergrepen en de overige elf kennen inderdaad maar een enkele lettergreep. Meisjes krijgen er meer, ik tel er ook hier één met drie, elf met twee, en slechts acht met één lettergreep. Volgens dit volstrekt empirisch onderbouwd, statistisch verantwoord en volledig representatieve onderzoek *kuch* hebben jongens een roepnaam met 1,5 en meisjes een naam met 1,65 lettergrepen.
Toen ik een paar jaar terug voor het eerst moest gaan nadenken over een nieuwe naam was ik er al vrij snel uit, ik houd gewoon dezelfde en neem de vrouwelijke vorm. Makkelijk toch? Voorletters blijven hetzelfde. Het is niet iets geforceerds of totaal fictiefs. Dat dat dacht ik dus. In de situatie die nu op het bord staat ga ik van drie naar vier lettergrepen. Dat is ruim twee keer het gemiddelde. Die extra lettergreep blijkt ook wel een tongbrekertje te kunnen zijn voor mijzelf. Als je jezelf al jaren voorstelt met een voor- en achternaamcombinatie van 3+4 lettergrepen en je stapt dan over naar 4+4 dan is die 14,3% extra lettergreep best een boel. Dat vergt gewenning. Maar gewenning, dat went.
Lastiger is maatschappelijke associatie. Ik heb ooit eens gelezen dat onze hersenen patronen zoeken en gaten invullen met de meest aannemelijke opties. Die opties vormen we aan de hand van levenslange maatschappelijke programmering. Komt het eens voor dat in het patroon dat de zintuigen waarnemen iets volgens de hersenen niet klopt, spreken we van cognitieve dissonantie. Ik wordt nog steeds ‘gelezen’ als jongen (het woord man krijg ik in dit soort zinnen niet over mijn tong). Jammer en vervelend voor mij, maar begrijpelijk. In onze sociale programmering staat geschreven dat iemand met mijn uiterlijke kenmerken blijkbaar een jongetje is. Als dat jongetje zichzelf dan voorstelt met een overduidelijke meisjesnaam dan gaat men er automatisch van uit dat ze de persoon niet goed hebben verstaan. Ik wordt dus regelmatig aangestaard met een blik: “Volgens mij heb ik je niet goed verstaan.” Het is wel een goede ijsbreker heb ik inmiddels gemerkt.
Dat gesprek over lettergrepen en een zo’n gevalletje cognitieve dissonantie bij de kapper gistermiddag hebben mij stof tot naamdenken gegeven. Heb ik mijn nieuwe naam wel juist gekozen? Ik ben er nog steeds van overtuigd dat ik dat heb. Ik ben zeker niet van plan mijn officiële voornaam in iets anders te laten wijzigen dan in wat ik nu voor ogen heb. Maar over het dagelijkse gebruik twijfel ik nu wel, zeker voor tijdens de overgangsperiode waarin ik nu zit. Ik weet wat ik wil en wie ik ben, maar dat is nu nog moeilijk uit te dragen naar de buitenwereld die je slechts een paar seconden voor een first impression geeft.
Er is een alternatief: de verkorte versie, één lettergreep, helder snel en duidelijk. Officieel is dat een mannelijke vorm van mijn naam, maar ik weet uit ervaring dat die voor alle geslachten wordt toegepast. Daar zou ik best mee kunnen leven, als informele roepnaam dan. Dat gebeurt toch al vaak genoeg op mijn werk en in de familiekring. Ik kan er voor kiezen om voorlopig me zo voor te stellen. De lange versie blijft, absoluut. Maar als een verkorte variant het leven wat eenvoudiger maakt? Het is al gecompliceerd genoeg. Het verkleinwoord is ook gangbaar en in omloop. Hoewel het vrouwelijker overkomt in de uitspraak blijft dat wat mij betreft voorbehouden aan intimi. Dat is een koosnaam, voor mij heeft het een hele persoonlijke betekenis.