Overpeinzingen
Leave a comment

Van gevangenis naar tempel

Laatst voelde ik me schuldig over het feit dat ik vanwege het door willen klussen maar weer langs de snackbar ging voor een snelle hap. Die dag had ik mij eigenlijk voorgenomen fatsoenlijk te gaan koken, omdat ik al zoveel snel en ongezond eten ophad die week. Mijn beklag daarover werd door een vriendin beantwoord met een:  “Straks heb je álle tijd om te koken, je zit nu in een verhuizing.” Daarin moest ik haar gelijk geven, en ik stond niet veel later bij de snackbar op de hoek.

Vroeger zou ik daar heel niet moeilijk over gedaan hebben. Voedsel was brandstof dat lekker moest smaken, om gezond maalde ik niet veel. Zolang ik geen scheurbuik zou krijgen vond ik het wel goed en anders was een potje multivitaminen zo gehaald. Uitgebreid koken deed ik eigenlijk alleen als dat voor anderen was. Ook op andere punten van gezondheid maalde ik niet veel om mijn lijf. Het is een gevangenis, waarom zou daar überhaupt goed voor willen zorgen? Sporten deed ik niet aan, een blauwe maandag nog lid geweest van een sportschool. Ik ben daar nooit veel geweest, het was meer voor mijn ex dan voor mijzelf.

Nu ik op weg ben om lichamelijk mijzelf tot uiting te brengen vind ik mijn gezondheid veel belangrijker. Ik voel me schuldig als ik weinig gezond en gevarieerd eet. Ik heb serieuze plannen om ook het sporten weer op te pakken. Mijn gevangenis moet mijn tempel worden: mens sana in corpore sano zoals Juvenalis ooit dichtte. Die gezonde geest zijn de meningen wat over verdeeld maar dat zal niet lang meer hoeven duren. In de aankomende DSM-V zou genderdysforie niet meer als geestesziekte worden bestempeld. Dan moet dat lijf ook maar gezond, het krijgt door de medicatie die ik gebruik al meer dan genoeg te verduren. Laat ik er dan verder lief voor zijn en me als een goed eigenaresse gedragen.

Ik merk die verschuiving ook op andere vlakken ik ben véél ijdeler dan vroeger. Waar ik voorheen op mijn vrije dag een ouwe versleten slobberbroek en een vormeloos T-shirt aan trok, doe ik nu op mijn vrije dagen veel meer tijd besteden aan mijn voorkomen. Oók als ik nergens heen moet of geen bezoek verwacht. Ik kijk niet meer met afschuw in de spiegel naar mijzelf, zoals dat vroeger was. Ik zie nu mogelijkheden en veranderingen. Mijn lijf is niet meer iets lelijks wat maar zoveel mogelijk verborgen dient.

Schaduwkant is dat ik nu ook wel mijn foutjes meer zie. Met dit warme weer is me al een paar keer gevraagd of ik een badpak of bikini naar het strand of zwembad zou meenemen.  Dit zomerseizoen zal geen van beide zijn. Als ik naar een zwembad ga heb ik helemaal geen badkleding nodig, de laatste jaren zijn de enige zwembaden waar ik in gelegen heb die bij de sauna. In de zon mag ik toch al niet vanwege de laserontharing, alsof ik al zo’n zonaanbidder was met mijn snelle verbranden. Als ik nu dan nadenk om in badkleding ergens moet verschijnen is mijn eerste gedachte: “Dan zien ze mijn zwembandje!” Daar wil ik echt wel vanaf, dat buikje.

Niet dat ik nu keihard ga lijnen. Da’t is niet nodig. Je kan met gemak van een afstandje mijn ribben tellen en mijn heupbot steekt nog steeds uit.. Wel ga ik mijn gewicht in de gaten houden, het is niet abnormaal om van die medicatie flink wat kilo’s aan te komen, soms zelfs dubbele cijfers. Ik vind het al vervelend genoeg dat ik bij merken als Who’s that Girl al naar een maatje XL moet grijpen. Niet vanwege het getalletje of de lettertjes op het label, kleding maten zijn toch een volstrekt arbitrair iets. Het is vooral omdat ik nog wel in de leuke kleding wil blijven passen. Ik heb nu eenmaal wat bredere schouders en borstkas dan de ‘standaardvrouw’ (alsof die bestaat) die wordt gebruikt door de kledingindustrie, dus ik heb al snel wat meer ruimte nodig. Wat dat betreft vind ik het weer niet zo erg dat ik geen grote borsten zal krijgen.

Geef een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.